De afgelopen decennia betoogden auteurs als Bentall, (1) Vlaminck (2) en Van Os (3) dat het begrip schizofrenie niet bruikbaar is. Daaraan zit een wetenschappelijke en een praktische kant. Zo stelt Vlaminck (2) dat we de term ‘schizofrenie’ eigenlijk zouden moeten vervangen door een definitie waarin de onderliggende syndromen worden benoemd: psychose, psychomotore armoede, neurocognitieve stoornissen, stemmingsstoornissen en dergelijke. De kritiek richt zich verder op het gebrek aan praktische bruikbaarheid van de diagnose dan wel classificatie van schizofrenie voor behandeling of zorg. Het niet-opnemen van de sociale context en het geen aandacht besteden aan de inhoud van de stemmen die patiënten horen, maken het onmogelijk de ervaring en de behoefte van de stemmenhoorder te begrijpen, aldus Escher. (4)