Deze studie vergelijkt mantelzorg aan oudere uitwonende volwassenen door vrienden en buren met mantelzorg door (schoon)kinderen. Aan de hand van de gegevens van een representatieve steekproef onder mantelzorgers in Nederland, uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal en Cultureel Planbureau, werden mantelzorgers die hulp verleenden aan een vriend (n=133), buurman/ vrouw (n=108) of (schoon)ouder (n=1.008) met elkaar vergeleken om zo meer inzicht te krijgen in de specifieke kenmerken van de hulp door vrienden en buren. In het licht van de omvang van de subpopulaties betreft het hier een exploratief onderzoek. Negen procent van de mantelzorg aan uitwonende oudere volwassenen (van 55 jaar of ouder) werd gegeven door een vriend(in) van de hulpbehoevende en nog eens negen procent door een buurman/vrouw. Vrienden gaven, net als kinderen, vaak langdurig zorg, ongeveer vier à vijf jaar. Wat betreft de intensiteit van de geboden hulp lijken vrienden juist weer op buren. Zowel vrienden als buren ervaren een lagere belasting dan kinderen. De kans op een hogere belasting nam toe voor kinderen en vrienden bij het vervullen van meerdere zorgtaken. Vrienden die hulp kregen van andere mantelzorgers waren iets minder belast. Vrienden en buren dienen erkend te worden als mantelzorgers door beleidsmakers en zij verdienen evenals mantelzorgers van familie aandacht en ondersteuning.
Caring friends and neighbors as informal caregivers of older adults: A comparison with offspring
This study compared informal care to older, non-coresiding adults provided by friends and neighbours and informal care by children or their partners. Using data from a Dutch representative survey among informal caregivers conducted by CBS and SCP, caregivers of friends (n=133), neighbours (n=108) and parents (n=1,008) were compared with one another to investigate care that friends and neighbours provide to the elderly non-coresiding adults (age 55 and over). Nine percent of those providing care to someone outside the household were friends and nine percent were neighbours. Friends, like children, usually provide long-lasting care, up to four or five years. Friends are similar to neighbours in the number of hours that they provide care. Friends and neighbours experience a lower caregiver burden than children. However, when fulfilling multiple caring tasks, both friends and children, have a greater chance of experiencing higher levels of burden. When there were other caregivers to help, friends experienced a small reduction in burden. Friends and neighbours deserve to be recognized as informal caregivers by policy makers and they deserve attention and support along with family caregivers.
Tijdschr Gerontol Geriatr 2011; 42: 243-255