Kenmerkend voor de ziekte van Parkinson is het niet of in beperkte mate functioneren van de fronto-striatale circuits, wat leidt tot functiebeperkingen in het motorische domein (handelingen raken geblokkeerd of gefragmenteerd) en in het cognitieve domein (de automatische informatieverwerking is ontregeld en wellicht treden er beperkingen op bij zuiver cognitieve functies, zoals taal, hoewel voor dat laatste het definitieve bewijs nog geleverd moet worden). Ook is er vaak sprake van depressie, die overigens, zoals Janneke Koerts en Wiebo Brouwer in hun bijdrage adstrueren, gezien moet worden als een vorm van comorbiditeit.