In de Nederlandse calvinistische pedagogiek gold de man als verantwoordelijke voor de opvoeding in het gezin. De romantische idealisering van het moederschap in de negentiende eeuw betekende een breuk met de traditie. Pas tegen het einde van de eeuw kwamen vaders opnieuw in beeld. Twee groepen bepleitten toen een grotere betrokkenheid van vaders bij de opvoeding. Dat waren enerzijds vrijzinnige protestanten, die de zedelijke opvoeding veilig wilden stellen, en anderzijds neo-calvinistische volgelingen van Abraham Kuyper, die de calvinistische traditie nieuw leven inbliezen. Voor beiden gold dat zij de opvoeding in het gezin te belangrijk vonden om aan vrouwen over te laten.