Wim ontmoette ik voor het eerst een jaar of vijf, zes geleden. Ik zou hem interviewen in het Alzheimer Café Almere en had zoals gebruikelijk een uitgebreid voorgesprek met hem. Ongeveer een jaar daarvoor was bij hem de diagnose ‘Alzheimer’ gesteld. Hoewel dat bericht een grote schok had veroorzaakt, trad hij de weg die voor hem lag met optimisme en humor tegemoet. Wim was van de taal. Niet alleen de talen van onze buurlanden sprak hij vloeiend, maar ook het minder voor de hand liggende Perzisch. Die laatste taal had hij zich eigen kunnen maken via zijn werkgever – de Marine Inlichtingendienst. Die zou wel blij zijn nu hij geheimen ging vergeten, grapten we samen.