In dit hoofdstuk worden de kerntaken van de operatieassistent binnen het patiëntgebonden domein beschreven. Kerntaak 1 omvat het beheren van medische hulpmiddelen. Een veelomvattende en brede taak. Hierbij valt te denken aan de operatieplanning, werken met protocollen, richtlijnen en werkinstructies, omgaan met controlesystemen en het zo nodig bijstellen van het operatieve proces. Kerntaak 2 heeft betrekking op de te verlenen zorg. Hieronder vallen de meest praktische werkzaamheden van de operatieassistent. Voorbeelden hiervan zijn omgang met patiëntgegevens, deelnemen aan de time-outprocedure, het creëren van een steriel veld en de bewaking van de steriliteit, anticiperen op het operatieverloop en het uitvoeren van een ‘IGDH-telling’. Kerntaak 3 beschrijft de communicatie met de patiënt. Binnen deze kerntaak zijn verschillende handelingen en aandachtspunten te benoemen. Kerntaak 2 en 3 worden beschreven en uitgelegd aan de hand van een casus.