Subklinische hypothyreoïdie is een biochemische diagnose. Deze wordt gesteld als de concentratie thyroïdstimulerend hormoon (TSH) in het serum verhoogd is, terwijl tegelijkertijd de concentratie vrij thyroxine (FT4), het schildklierhormoon, normaal blijft. Als het FT4 niet normaal maar verlaagd is, dan is er per definitie sprake van ‘gewone’ hypothyreoïdie. Ook deze diagnose wordt dus alleen op biochemische gronden gesteld. De aanpak van ‘echte’ hypothyreoïdie is tamelijk onomstreden, die van subklinische hypothyreoïdie daarentegen staat ter discussie. In dit hoofdstuk passeren de argumenten pro en contra de revue en wordt uitgelegd waarom subklinische hypothyreoïdie in de huisartsenpraktijk in principe niet behandeld zou moeten worden.