Erasmus MC heeft ervoor gezorgd dat je Mijn BSL eenvoudig en snel kunt raadplegen. Je kunt je links eenvoudig registreren. Met deze gegevens kun je thuis, of waar ook ter wereld toegang krijgen tot Mijn BSL.
Om ook buiten de locaties van Erasmus MC, thuis bijvoorbeeld, van Mijn BSL gebruik te kunnen maken, moet je jezelf eenmalig registreren. Dit kan alleen vanaf een computer op een van de locaties van Erasmus MC.
Eenmaal geregistreerd kun je thuis of waar ook ter wereld onbeperkt toegang krijgen tot Mijn BSL.
Login
Als u al geregistreerd bent, hoeft u alleen maar in te loggen om onbeperkt toegang te krijgen tot Mijn BSL.
Dat het cerebellum vanuit verschillende corticale area’s informatie ontvangt is reeds lang bekend. Minder bekend is het feit dat het cerebellum deze informatie na modificatie niet naar één specifiek gebied in de cortex projecteert maar naar verschillende corticale regio’s. Lange tijd werd aangenomen dat de projecties vanuit de diepe kernen van het cerebellum eindigen in kernen van de thalamus (de nu cleus ventralis anterior en interme dius) waarbij de kernen van de linkercerebellumhelft eindigen in de rechterthalamus en de rechterkernen in de linkerthalamus, om vervolgens van daaruit de primair motorische cortex (Brodmann area’s 4 en 6) te bereiken. Dit leidde tot de opvatting dat de cerebellaire loops louter ten dienste staan van de motoriek (Ito 1984; zie ook Van Cranenburgh 1998 en 1999). Aan het einde van de jaren tachtig kwam deze visie op de helling te staan. In een aantal bijdragen, zoals die van Leiner et al. (1989; 1993), werd gepostuleerd dat de cerebellaire output niet uitsluitend gericht is op de motorische area’s maar ook op de prefrontale gebieden van de cortex (Brodmann area’s 44, 45 en 8). Leiner et al. onderbouwden hun opvattingen met neuroanatomische bewijzen. Bovendien wezen zij erop dat het neocerebellum (in de evolutie het jongste deel van het cerebellum), de nucleus dentatus (een kern in het cerebellum, zie figuur 1) en de frontale kwab zich vanuit fylogenetisch standpunt simultaan ontwikkelden. Een dergelijke parallelle evolutie zou volgens deze auteurs geleid hebben tot een hechte functioneel-anatomische connectie van het neocerebellum met de frontaalkwab. Identificatie van een aantal neuronale connecties van het neocerebellum met de prefrontale cortex, en met het gebied van Broca (area’s 44 en 45) in het bijzonder, leidde Leiner et al. tot de hypothese dat het cerebellum de prefrontale cortex voorziet van een extra associatiezone met het vermogen om zuiver linguïstische processen te moduleren. Neuroanatomisch onderzoek heeft inmiddels op overtuigende wijze aangetoond dat de projecties van het cerebellum zich niet beperken tot enkele deelgebieden van de nucleus ventralis maar evenzeer andere kernen van de thalamus bereiken (zoals de intralaminaire nucleï en de mediaal dorsale nucleus) die elk op hun beurt in verbinding staan met niet primair motorische schorsgebieden zoals de prefrontale schors en delen van de temporale en de pariëtale schors (zie figuur 2).
Figuur 1
Cerebellum 1a: aanzicht van achter onder; 1b: aanzicht van voren, stelen van de kleine hersenen doorgesneden; 1c: frontale doorsnede van achteren. (Uit: Sobotta, Atlas van de menselijke anatomie (cd-rom). Houten/Diegem: Bohn Scheltema Van Loghum; 1999.)
Figuur 2
Schematische representatie van de feedback binnen het cerebrocerebellaire systeem
afferente dysgrafie neemt volgens recente opvattingen klinisch twee verschillende vormen aan: 1) een neglect gerelateerde vorm, gekenmerkt door halfzijdig gebruik van het schrijfblad en moeilijkheden om de regel te bewaren en 2) een vorm gebonden aan defecten van de visuele en proprioceptieve feed-back vooral gekenmerkt door omissies en reduplicaties van letters en letteronderdelen