Kotz D, Wesseling G, Huibers JH, Van Schayck OCP. Rokers confronteren met luchtwegobstructie: helpt het bij stoppen met roken? Tijdschr praktijkonderst 2010;5(1):6-12.
Doel
Nagaan of meer rokers stoppen met roken door confrontatie met niet eerder vastgesteld COPD.
Methoden
Bij 296 rokers zonder eerdere diagnose COPD werd met behulp van spirometrie lichte tot matige luchtwegobstructie vastgesteld. Deze rokers werden op basis van toeval toegewezen aan: confronterende counseling door de longverpleegkundige gecombineerd met nortriptyline voor stoppen met roken (experimentele groep); reguliere gedragsmatige begeleiding door de longverpleegkundige gecombineerd met nortriptyline (controlegroep 1); of reguliere begeleiding bij stoppen met roken door de eigen huisarts (controlegroep 2). Alleen rokers in de experimentele groep werden geconfronteerd met hun abnormale spirometrie (gemiddelde postbronchodilatoire FEV1 = 80,5% van voorspeld, gemiddelde FEV1/FVC = 62,5%).
Resultaten
Er was geen verschil in het percentage cotininegevalideerde niet-rokers tussen de experimentele groep (11,2%) en controlegroep 1 (11,6%) 52 weken na de geplande stopdatum (OR 0,96; 95%-BI 0,43-2,18). Het percentage stoppers was twee keer zo hoog in de experimentele groep als in controlegroep 2 (5,9%), maar dit verschil was statistisch niet significant (OR 2,02; 95%-BI 0,63-6,46).
Beschouwing
Het onderzoek levert geen bewijs dat het confronteren van rokers met niet eerder vastgesteld COPD leidt tot meer stoppers op de lange termijn in vergelijking met een even intensieve behandeling waarbij men rokers niet confronteert met spirometrie. Het hoge percentage rokers dat ondanks behandeling faalt met het stoppen (> 88%), benadrukt de noodzaak om tabaksverslaving te beschouwen als een chronische recidiverende aandoening waarvoor intensieve en herhaalde behandeling vereist is.