Binnen de fysiologische context van overgewicht en obesitas werd het de laatste jaren duidelijk dat het vetweefsel meer en meer beschouwd moet worden als een belangrijk endocrien orgaan, misschien wel het grootste van het menselijk lichaam. Dit gegeven houdt zowel verband met de pathofysiologie van het vetweefsel enerzijds als met de verwikkelingen die eraan gekoppeld zijn anderzijds.
Wanneer door externe voedings- en omgevingsfactoren, inclusief de klassieke (genen, voeding en beweging) en de minder conventionele triggers (medicatie, de rol van de darm, slaap en endocriene disrupters), het metabool evenwicht verstoord raakt, wordt progressief meer vet opgestapeld in de vetcel en andere doelorganen, zoals de lever en spieren.
Dit heeft tot gevolg dat de diameter van de vetcel toeneemt (hypertrofie) en geleidelijk aan majeure obesitas ontstaat. Deze toename van de vetceldiameter veroorzaakt het vrijmaken van een groeifactor, die aanleiding geeft tot het inflammatoire beeld van het vetweefsel via het aantrekken van macrofagen uit de omgeving.
Wanneer het vetweefsel eenmaal in een inflammatietoestand is beland, gaan de adipocieten een hele reeks cytokines, hormonen en andere stoffen in overmaat afscheiden die alle betrokken zijn bij de complicaties van obesitas: van insulineresistentie met glucose-intolerantie, endotheeldisfunctie tot de ontwikkeling van bepaalde kankers.