In de afgelopen twee decennia is de interesse in het thema behandelingsmotivatie sterk gegroeid, zowel binnen het klinische werkveld als in de klinische onderzoekswereld. Hierbij werden talrijke klinisch-motivationele modellen (bijvoorbeeld: transtheoretisch model van verandering, motiverende gespreksvoering, socratisch motiveren) ontwikkeld. In de motivatiepsychologie en specifieker in de Zelfdeterminatietheorie (ZDT) werd de relevantie van motivationele processen voor therapiesucces onderzocht. ZDT wordt in deze bijdrage geïntroduceerd omdat zij vooralsnog vrij ongekend is in de klinische wereld, maar een aanvulling en uitdieping kan zijn voor frequent gehanteerde klinisch-motivationele modellen. Hierbij wordt aangegeven:
a dat het originele onderscheid intrinsieke-extrinsieke motivatie werd verlaten ten voordele van het onderscheid autonome of vrijwillige en gecontroleerde of verplichtende motivatie;
b dat de bevrediging van de psychologische basisbehoeften van autonomie, competentie en relationele verbondenheid de motor is voor de ontwikkeling en handhaving van autonome motivatie.
We bespreken in deze bijdrage empirische evidentie voor deze claims.