Ooglidafwijkingen zijn eenvoudig à vue te diagnosticeren. Zij zijn meestal niet bedreigend voor de patiënt en er is vooral sprake van lokale irritatie en/of cosmetisch ongemak. Van de ooglidklachten betreft ongeveer 40 % de diagnosen blefaritis (chronische ontsteking van de talgkliertjes), hordeolum (strontje) of chalazion (niet-pijnlijk knobbeltje). De huisarts beperkt zich meestal tot gericht lichamelijk onderzoek, geeft voorlichting en schrijft in ongeveer 50 % van de gevallen medicatie voor (zoals lokale antibiotica). Van de patiënten wordt 14 % verwezen. Obligate verwijzingen betreffen vooral de verdenking op retroseptale cellulitis, verworven ptosis (hangend ooglid met vaak een opgetrokken wenkbrauw), met als mogelijke oorzaak het syndroom van Horner, en huidaandoeningen die een maligne aspect hebben. Andere klachten die worden besproken zijn Bell-parese (perifere parese van de nervus facialis waardoor het ooglid niet gesloten kan worden), de standsafwijkingen ectropion (hangend onderooglid) en entropion (naar binnen gekanteld onderooglid), blefarospasme (focale dystonie waarbij het ooglid onwillekeurig sluit) en dermatochalasis (huidoverschot).