Om te kunnen beoordelen of de uitslag van een onderzoek binnen de ‘normale’ grenzen zit, zijn voor vrijwel elk onderzoek referentiewaarden bepaald. In het begin van dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe deze bepaald zijn en wat de betekenis van een uitslag buiten deze referentiewaarden is. Omdat vrijwel elk onderzoek helaas ook fout-positieve en fout-negatieve uitslagen kent, worden ook deze uitslagen aan de hand van de begrippen sensitiviteit en specificiteit behandeld. De inleiding van dit hoofdstuk eindigt met de bespreking van de eenheden waarin veel uitslagen van laboratoriumonderzoeken worden uitgedrukt.
In de rest van het hoofdstuk worden 27 veel voorkomende onderzoeken volgens een vast stramien besproken. Na het doel van het onderzoek en de informatie die aan de patiënt gegeven moet worden, wordt het verloop van de handeling stap voor stap doorgenomen. Elke handeling wordt besloten met de betekenis van de mogelijke uitslagen, foutenbronnen en handige praktijktips.