Het aantal patiënten met diabetes blijft toenemen en hierdoor gelukkig ook de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Echter, van nieuwe middelen is de veiligheid op lange termijn nog onbekend en het verleden heeft geleerd dat we hiermee voorzichtig moeten zijn. De klassieke middelen daarentegen hebben bij gestructureerde behandeling in Nederland geleid tot prima diabeteszorg en een goede levensverwachting voor patiënten.
Nieuwe bloedglucoseverlagende medicijnen hebben dus geduchte tegenstanders: de klassieke glucoseverlagers. Van de klassieke middelen weten we immers de effecten op de lange termijn en vooral de veiligheid. Gliclazide is binnen de sulfonylureumderivaten (SU’s) het middel van eerste keus vanwege het gunstigere effect op cardiovasculair risico, het ontbreken van de noodzaak tot dosisaanpassing bij verminderde nierfunctie, en de selectieve werking op de bètacel.
Nieuwe middelen moeten aantoonbaar beter (en veilig) zijn dan metformine en/of gliclazide om in aanmerking te komen voor een plek in de behandelstrategie voor de grote groep patiënten. Natuurlijk kunnen nieuwe middelen ingezet worden (in overleg met de patiënt) als door bijwerkingen en/of contra-indicaties een behandeling met de reguliere geneesmiddelen niet mogelijk is.