Een van de meest door de plastisch chirurg uitgevoerde operaties aan de neus is de vormverandering door middel van een rinoplastiek, waarbij het kraakbenige en/of benige gedeelte van het neusskelet wordt aangepast. Een te hoge of te lange neus wordt verkleind door deze in te korten en te verlagen en de neuspunt te versmallen. Bij een brede of te lage korte neus voert men een augmentatie uit met behulp van een bot- of kraakbeentransplantaat met bot uit de rib of crista en kraakbeen uit de rib, oorschelp of septum. Scheefstand en/of vervorming van de neuspunt wordt verholpen door het betroffen weefsel los te maken en op de anatomische plek terug te plaatsen. Bij een belemmerde neusademhaling door een te nauwe neusopening en/of binnenklep worden de neusgaten verruimd door middel van bijvoorbeeld Z-plastieken of met behulp van spreader grafts. Men heeft neusinstrumentarium nodig en eventueel instrumenten om rib te oogsten.