Het is april 1986. Meneer De Bul gaat op zijn zevenenvijftigste met vervroegd pensioen. Hij ‘gaat met de VUT’ (een afkorting voor ‘vervroegde uittreding’), een regeling die in de jaren zeventig en tachtig in zwang kwam om de toen heersende jeugdwerkeloosheid te bestrijden. Veertigjaar eerder, alsjongeman opgeleid op de ambachtsschool, vindt meneer De Bul zijn eerste baan in de telefooncentrales van de PTT, waar hij de apparatuur onderhoudt. In de loop der jaren wisselt hij een aantal keren van werkgever, en komt uiteindelijk terecht bij een Nederlands-Amerikaans bedrijf, waar hij tot aan zijn vervroegde pensionering zal blijven werken. Hij onderhoudt het machinepark bij de klanten van zijn werkgever. Aanvankelijk is dat louter mechanische apparatuur, zoals pons- en tabelleermachines. Hij beheerst zijn vak en doet zijn werk met plezier. Vanaf de jaren zeventig komt daar verandering in met de opkomst van de elektronica, en later met het verschijnen van de eerste computers. Hij kan de snelle ontwikkelingen niet bijbenen. Dat veroorzaakt veel stress, en in de loop der jaren zit hij enkele keren een aantal maanden overspannen thuis. Hij is dan ook opgelucht als zijn werkgever hem de gelegenheid geeft vervroegd uit te treden. In de jaren daarna komt hij geleidelijk tot rust en bouwt hij met zijn echtgenote een comfortabel leven op. Ze kopen een stacaravan in een bosrijke omgeving nabij de Belgische grens, en brengen daar in het voorjaar en de zomer veel tijd door. Meneer De Bul is een vrolijke opa voor zijn vier kleinkinderen. Spelen, gekheid maken, logeerpartijen, uitjes naar de dierentuin, niets is hem te veel, ook omdat hij er zelf zo van geniet.