Smeele I, Meulepas M, Meulemans C, Reus I, Klomp M. Eerste ervaringen met COPD-ketenzorg. Huisarts Wet 2012;55(5):194-8.
Achtergrond
Ketenzorg voor chronisch zieken is een hot item, maar behalve voor diabetes is er nog weinig ervaring met ketenzorgprogramma’s voor bijvoorbeeld COPD, astma of cardiovasculair risicomanagement. Hoe organiseer je deze zorg, welke indicatoren gebruik je en hoe meet je de effecten? De Eindhovense zorggroep DOH heeft in 2009 ketenzorgprogramma’s opgezet voor patiënten met COPD en astma, en daarvoor integrale bekostigingscontracten afgesloten met twee verzekeraars.
Methode
Tijdens de implementatie van het COPD-ketenzorgprogramma is veel aandacht besteed aan de registratie van indicatoren met het oog op interne kwaliteitssturing en externe verantwoording. Naast de ‘standaard’ NHG-indicatoren voor COPD-huisartsenzorg werden ook aanvullende indicatoren geregistreerd, zoals exacerbaties, zelfmanagement (stoppen met roken en bewegen) en medicatie. De registraties maken het mogelijk de situatie in 2008 (vóórdat het ketenzorgprogramma van start ging) te vergelijken met die in 2010.
Methode
De prevalentie van COPD in de patiëntenpopulatie (ruim 98.000 in 2010) kwam overeen met de landelijke prevalentie: 1,9% in 2010. De helft van deze patiënten (0,9%) werd behandeld in de tweede lijn, van de overige 1% nam driekwart (0,75%) deel aan het ketenzorgprogramma. Het programma zorgde voor een aanzienlijke verbetering in de registratie: het aantal patiënten met een onduidelijke diagnose nam af van 1,5% in 2008 naar 0,02% in 2010. Bij de nulmeting in 2008 waren de meeste indicatoren bij minder dan 50% van de patiënten geregistreerd, in 2010 was dit bijna 80% voor de tien NHG-indicatoren (bij de aanvullende indicatoren was de vooruitgang kleiner). Het is aannemelijk dat de verbeterde registratie samen ging met een verbeterd zorgproces. Door onvoldoende registratie zijn er wat betreft patiëntuitkomsten nog geen conclusies te trekken.
Conclusie
Zelfs in een goed georganiseerde en zeer actieve zorggroep als de DOH heeft het tijd gekost (enige jaren) om de registratie van indicatoren in het reguliere zorgproces te integreren. Integrale bekostiging draagt bij aan betere registratie, maar er zijn praktische knelpunten die snelle implementatie belemmeren. Daarom is het aan te raden om te starten met een beperkte set indicatoren en pas na evaluatie daarvan te beginnen met het registreren van aanvullende indicatoren.