Bloedarmoede is een goed voorbeeld van een van de vaak voorkomende en meestal complexe gezondheidsproblemen bij ouderen. In deze klinische les maken wij duidelijk dat de diagnostiek en behandeling van een oudere met bloedarmoede aanzienlijk kunnen verbeteren door gestructureerd de mate van kwetsbaarheid in te schatten, bijvoorbeeld volgens de methodiek ontwikkeld in de Nijmeegse transitieprojecten van het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO).
De diagnose ‘bloedarmoede’ dient daarbij niet bij andere grenswaarden gesteld te worden, maar verder technisch hulponderzoek moet afhankelijk worden gemaakt van de kwetsbaarheid zoals die kan worden vastgesteld door de huisarts. De individuele prognose die dit oplevert en de voorkeuren van de oudere zouden in de eerste lijn sturend moeten zijn in de mogelijkheden voor verder onderzoek en behandeling.
De landelijke richtlijn Bloedtransfusie is in grote lijnen ook toepasbaar op ouderen, zij het dat aanpassingen op hun plaats zijn voor de meest kwetsbare groep. Dit geldt zowel voor de indicatiestelling als de begeleidende maatregelen en monitoring van de behandeling, die vooral op het welzijn van de oudere dienen te worden gericht. Navigatie van de oudere door deze richtlijn kan het beste plaatsvinden door goed naar het dagelijks functioneren van de kwetsbare oudere te kijken.
De meerwaarde van het vaststellen van kwetsbaarheid in de eerste lijn wordt concreet gemaakt door de beschrijving van mw. Jansen, een 90-jarige thuiswonende dame met ernstige bloedarmoede.