De meeste opvoeders maken veelvuldig gebruik van straf in de opvoeding (relevante informatie hierover is te vinden in Aussems & Zwaan, 1991). Toch wordt er in de meeste gedragsveranderingsprocedures allereerst voor gekozen om met positieve interventies te beginnen. Deze werkwijze biedt de grootste kans op verbetering van de verstoorde ouder-kindinteracties. De voorgaande interventies (de basisdiscriminatietraining en het gedragsveranderingsprogramma) zijn er primair op gebaseerd om - afgezien van het ontlokken van gewenst gedrag - het gewenste gedrag op een positieve manier door prijzen of door belonen, te bekrachtigen. Bovendien leren de ouders in de discriminatietraining ongewenst gedrag aan te pakken door hiermee concurrerend of tegengesteld gewenst gedrag te stimuleren of door het ongewenste gedrag te negeren en er negatieve feedback aan te geven of overcorrectie toe te passen. Deze laatste vormen van reageren kan men beschouwen als een meer positieve en milde vorm van straf.