Ik geloof niet – neen, ik weet het bijna zeker - dat het lijden voor het overlijden kan worden losgekoppeld van het sterven. De naderende dood komt immers tot leven in dat lijden. Bij een dier of een kind is dat volgens mij niet wezenlijk anders dan bij een volwassene. Natuurlijk leeft de dood ook vóór dat laatste lijden met je mee, maar haar aanwezigheid leidt dan vaak een sluimerend bestaan. In de geneeskunde geeft de dreiging van de dood gewicht aan het handelen van de arts. Naarmate een arts drastischer, efficiënter en spectaculairder de dood kan bezweren, stijgt hij in aanzien bij patiënten en collegae. Het lijden van patiënten, dat niet wordt gekleurd door de dood, is minder interessant en krijgt minder aandacht. Tóch hoeft dat lijden door zijn intensiteit, door het uitzichtloze of door beide niet minder zwaar te zijn.