De interactie tussen het skelet en de spieren (samen het bewegingsstelsel) maakt het mogelijk om te bewegen. Bewegen gebeurt bewust door prikkels uit de omgeving die aanzetten tot bewegen. Bijvoorbeeld wanneer er iets op de grond valt, raap je het voorwerp op. Het bewegingsstelsel is ook verantwoordelijk voor statische processen. Hiermee zorgt het voor een juiste lichaamshouding en beschermt het de organen. Andere organen in het lichaam bewegen ook, maar dan onbewust. Bijvoorbeeld de darmen bewegen door samen te trekken (peristaltiek) en het hart klopt doordat het beschikt over een speciaal prikkel- en geleidingssysteem.