Bij hardlopen komen veelvuldig blessures voor van de hamstrings, met name van de m. biceps femoris, caput longum. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat de blessure optreedt aan het eind van de zwaaifase. Het naar voren zwaaiende been moet in deze fase eerst worden afgeremd en vervolgens naar achteren worden versneld, door respectievelijk een excentrische en een concentrische contractie van de m. biceps femoris. Bij een situatie waarin op het moment van de excentrische contractie de m. biceps femoris in een vrijwel maximaal verlengde positie zou verkeren, kan deze spier volgens de kracht-snelheidsrelatie relatief weinig kracht leveren. Hypothetisch verhoogt een spierverkorting van de m. biceps femoris het risico op een blessure.