In weefsel kunnen cellen dikker worden en/of zich delen zodat een benigne tumor ontstaat. Die cellen zien er onder de microscoop normaal uit en verspreiden zich niet. Bekende voorbeelden zijn: fibroom, verruca vulgaris, lipoom, myoom, hemangioom, naevus, fibroadenoom, adenomateuze darmpoliep en blaaspapilloom. Om cosmetische redenen, in verband met het optreden van klachten of de mogelijkheid van kwaadaardigheid kan een benigne tumor worden verwijderd. Dit heet excisie of extirpatie. Weefsel wordt microscopisch onderzocht door de patholoog, die dan een definitieve uitspraak doet over het wel of niet goedaardig zijn van de tumor.