De farmaceutische industrie produceert farmaca, de arts schrijft deze voor en de apotheker levert af. Er zijn farmaca op recept en OTC-middelen. Veel huisartsen en apothekers hebben regelmatig een FTO. Belangrijke bronnen van informatie in de huisartspraktijk zijn een formularium en het Farmacotherapeutisch Kompas. Belangrijke begrippen in de geneesmiddelenleer zijn indicatie, contra-indicatie, interactie, dosering, compliance, placebo-effect, teratogeen, lactatie, bloedspiegel, halfwaardetijd, intoxicatie, therapeutische breedte, bijwerking. Recepten mogen niet met de hand geschreven zijn. Extra eisen gelden voor recepten van geneesmiddelen die onder de Opiumwet vallen. De computer is belangrijk bij het maken of herhalen van een recept, en de communicatie tussen arts en apotheker. Het streven is dat zorgverleners een volledig beeld krijgen van het geneesmiddelengebruik van hun patiënten. Voorschrijven op stofnaam heeft tot doel kosten van het medicijngebruik te verlagen. Bij herhaalreceptuur is het belangrijk te letten op klachten, eventuele nieuwe bijwerkingen, op therapietrouw en mogelijk overmatig gebruik.