De gastro-intestinale oncologie behelst een groot aantal tumoren in het maag-darmstelsel. Patiënten kunnen zich met een veelheid aan symptomen en klachten presenteren. De voedingstoestand van de patiënt is vaak in het geding en vraagt adequaat handelen van zorgverleners. Het colorectaalcarcinoom is de meest voorkomende maligniteit van het maag-darmstelsel. Met de invoering in 2014 van het bevolkingsonderzoek worden maligne afwijkingen in het colon in een vroeger stadium ontdekt, wat de kans op curatie groter maakt. De primaire behandeling van het colorectaal-carcinoom is chirurgie. Volgens het zogenoemde ‘ERAS-protocol’ worden patiënten geopereerd volgens vaste protocollen. Dit maakt dat patiënten over het algemeen minder bloedverlies hebben tijdens de operatie, minder grote incisies en betere postoperatieve pijnbestrijding. Dit heeft tot gevolg dat de klinische periode minder lang is geworden voor de meeste patiënten. Deze geprotocolleerde zorg heeft zijn navolging gehad bij ook andere operaties in het gastro-intestinale systeem. Chemotherapie speelt nog steeds een belangrijke rol bij de (neo-)adjuvante behandeling van het colorectale carcinoom, terwijl radiotherapie met name van belang is bij het rectumcarcinoom. De overleving van het relatief zeldzame oesofaguscarcinoom is de afgelopen decennia verbeterd, maar toch presenteert een groot deel van deze patiënten zich met een irresectabel of een gemetastaseerd carcinoom. Om bij het maagcarcinoom curatie te kunnen bereiken is radicale chirurgie met peri-operatieve chemotherapie nog steeds de aangewezen therapie. In palliatieve setting zijn er steeds meer cytostatica toepasbaar alsmede doelgerichte therapie. Het pancreascarcinoom is de meest voorkomende hepato-pancreatobiliaire tumor. Ondanks verbeterde chirurgische technieken en gebruik van andere cytostatica is de overleving niet veel verbeterd. In toenemende mate zal een patiënt met meerdere disciplines te maken krijgen gedurende het behandeltraject. Dit maakt multidisciplinaire samenwerking tot een vereiste.