Verklaringen voor delinquent gedrag van adolescenten zoeken wetenschappers onder meer in persoonlijkheidskenmerken van daders, de rol van ouders, de invloed van een achterstandspositie en het gebrek aan moreel besef of het geweten. Daarnaast is ook de omgang met leeftijdgenoten en vrienden van invloed op de ontwikkeling van crimineel gedrag. Ziet het er voor een jongere simpelweg slecht uit als hij foute vrienden heeft? En zijn de perspectieven gunstig voor de jongere met een sociaal, braaf vriendenclubje? Dit hoofdstuk gaat over vrienden en delinquent gedrag als ‘soort zoekt soort’ of invloed van foute maatjes; en over de vraag of ouders überhaupt nog iets kunnen doen tegen rondhangen met delinquente types.