In dit hoofdstuk wordt toegelicht over welke kennis, therapeutische attitude en competenties een goed cognitief therapeut moet beschikken. Aan de orde komen: geleide ontdekking, bepaalde gespreksvaardigheden (informatie geven, vragen om feedback, concretiseren en socratisch vragen, samenvatten, synthetiseren, toetsen, structureren, self-disclosure) en het vermogen tot casusconceptualisatie op basis van inhoudelijke kennis en ervaring. Daarna wordt uitgelegd hoe de therapeut zich in de verschillende vaardigheden kan bekwamen door training, intervisie en supervisie. Tot slot wordt stilgestaan bij het belang van persoonlijke cognitieve therapie en de eigen schema’s van de therapeut.