Bij patiënten met kanker is de kans op diepe veneuze trombose (dvt) verhoogd. Asympto-matisch schijnt het wel bij 50 procent voor te komen. Hoe uitgebreider de kanker, des te groter de kans erop.
Er is voldoende bewijs dat preventieve toepassing zinvol is van laag-molecuulgewicht-hepa-rine (lmwh) bij patiënten die naast een geme-tastaseerd carcinoom nog een risicofactor hebben. Echter, veruit de meeste hospices doen dat niet. Om een indruk te krijgen welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van dvt en wat de gevolgen van behandeling zijn bij patiënten jaar hebben en aan wie geen actieve kankerbehandeling meer gegeven wordt. dvt werd vastgesteld via dopplerechografie, longembolie met een spiraal-CT of een ventilatie/perfusiescan. Naast patiënt- en ziektegegevens noteerden de onderzoekers of er dvt of longembolie was vastgesteld en of er andere risicofactoren dan de gemetastaseerde tumor bestonden. Die andere factoren konden zijn: dvt/longembolie in anamnese, immobilisatie (vier of meer dagen in bed, hoogstens naar wc) en recente operatie (< twee maanden geleden). Onder effectieve tromboprofylaxe verstond men dat de patiënt de juiste dosis lmwh kreeg voordat de diagnose dvt/longembolie werd gesteld. In drie jaar werd (retrospectief) bij 71 (10 procent) van 712 patiënten een veneuze trombose vastgesteld. 40 hadden een dvt, 31 longembolie. Behalve kanker had 60 procent van deze patiënten een bijkomende risicofactor:
• 28 waren geïmmobiliseerd (van wie 4 met tromboprofylaxe);
• 5 waren recent geopereerd (geen profylaxe);
• 10 hadden eerder trombose gehad (6 met profylaxe);
• 13 waren geïmmobiliseerd en hadden eerder trombose gehad (4 met profylaxe).
Na het stellen van de diagnose dvt of longem-bolie kregen allen tweemaal daags enoxaparine (1mg/kg). Hierop kregen 8 van de 71 patiënten een ernstige bloeding (>1.2 mol Hb-daling of retroperitoneaal of intracranieel). Het soort kanker maakte niet uit. 3 van de 8 stierven aan deze bloeding. 11 van de 71 overleden aan de gevolgen van de trombose. Opvallende resultaten waren:
• Slechts weinig patiënten met kanker en bijkomende risicofactoren kregen trombose-profylaxe.
• Er kwamen vrij veel ernstige bloedingen voor bij voor trombose behandelde patiënten.
De schrijvers concluderen dat bij patiënten met kanker in een palliatieve fase meer dan tot nu toe gebruikelijk is tromboseprofylaxe overweging verdient.