De geur van nat beukenhout werd die herfstachtige zaterdagochtend in oktober 1978 gedragen door de ongeveer anderhalve meter hoge grondmist. Het normaliter toch zo robuust ogende kasteel van Doornenburg kreeg een sprookjesachtige uitstraling. Vanuit het gebouw van de kruisvereniging bleef je zicht houden op het middeleeuws kasteel aan de Linge. Er was weinig verbeelding voor nodig om hier de ridders, nadat ze de houten ophaalbrug over de omringende gracht naar beneden hadden gelaten, op hun paarden weg te zien galopperen. Zouden zij toen ook depressies hebben gekend? Die fantasie kon weinig ruimte innemen, want een van mijn eerste patiënten zou ik weldra zien in de enige op dat moment voor mij beschikbare ruimte; de tandartskamer.