De gangbare kritiek op de psychoanalyse stelt dat zij niet beantwoordt aan de heersende wetenschappelijke criteria. Dit is juist, maar men vergeet erbij te zeggen dat zij die wetenschappelijke criteria juist in vraag stelt. Het ‘subjectieve’ in de mens laat zich niet met objectieve criteria benaderen. Dat subjectieve luistert immers naar het primaat van de verbeelding (of, wat op hetzelfde neerkomt, het primaat van wens of verlangen), en die verbeelding is niet tot harde feiten terug te voeren. De psychoanalytische theorie is een poging de glibberige logica van die verbeelding (de ‘logica van het fantasme’, zoals Lacan haar noemt) in kaart te brengen. Zeker in een beeldcultuur als de onze, waar verbeelding de realiteit dreigt te vervangen, is inzicht in die logica onontbeerlijk.