In de afgelopen maanden is naar aanleiding van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 (VTV),1 het inspectierapport de Staat van de Gezondheidszorg,2 en de publicatie van het NPHF gezondheidspamflet,3 een heftig debat ontstaan over de plaats van de gezondheidsbevordering in het overheidsbeleid. Het discussiethema is “de vrijblijvendheid voorbij”. Waar de discussie begon over het einde van het laissez-faire beleid van de overheid, liep deze snel uit naar de (on)zin van opleggen van dwingende maatregelen aan burgers. Blijkbaar is het bij gezondheidsbevordering moeilijk een balans te vinden tussen ondersteuning en bevoogding.