Diepe veneuze trombose (dvt) komt in een standaard huisartspraktijk twee- tot driemaal per jaar voor. In de afgelopen jaren zijn nieuwe diagnostische methoden voor dvt ontwikkeld, gericht op minimale belasting voor de patiënt bij zo groot mogelijke kosteneffectiviteit. De optimale behandelingsduur van dvt met orale anticoagulantia is onderwerp van discussie. Hoe lang de behandeling duurt, is afhankelijk van de afweging tussen het risico op recidief van veneuze trombo-embolie (vte) en het risico op bloeding. Dit geldt a fortiori voor idiopathische dvt, waarbij ondanks langdurige antistolling een hoge kans op recidief van trombose blijft bestaan. Mogelijk kunnen nieuwe anticoagulantia, zoals de orale directe trombineremmers, in de toekomst een rol gaan spelen, gezien het gebruiksgemak en het verminderde risico op bloedingen.