Dat hormonen invloed hebben op menselijk sociaal gedrag lijdt voor de meeste mensen geen twijfel. Een zwangere vrouw die haar emoties niet meer onder controle heeft, krijgt te horen dat het haar ‘hormonen’ zijn. Jongens die agressief zijn of risico nemen om indruk te maken op anderen krijgen het label ‘te veel testosteron’ opgeplakt. Binnen de wetenschap wordt de hormonale regulatie van sociaal gedrag bij mensen echter niet als vanzelfsprekend aangenomen. Terwijl het gedrag van knaagdieren gezien wordt als zijnde sterk onder de invloed van hormonen, heerst er onder wetenschappers veelal de opinie dat het gedrag van mensen ‘geëmancipeerd’ is van hormonale controle (
Keverne, Martel, & Nevison, 1996). De evolutionair recente expansie van de neocortex bij primaten zou hiertoe geleid hebben.
Top-down controle van de neocortex over de dieper gelegen, primitievere hersengebieden die sterk onder hormonale controle staan, zou de effecten van hormonen uitvlakken. Binnen deze visie spelen hormonen geen rol van betekenis bij menselijk sociaal gedrag. In het afgelopen decennium zijn er echter tientallen studies verschenen die deze stellingname in twijfel trekken. Er is met name veel bekend geworden over de effecten van het seksespecifieke hormoon testosteron, en van een neuropeptide dat een belangrijke rol speelt bij de bevalling en borstvoeding: oxytocine. In dit artikel beschrijven we kort wat er bekend is over de rol van deze hormonen in het sociaal gedrag bij dieren. Vervolgens gaan we in op de rol van testosteron en oxytocine bij interpersoonlijk vertrouwen, als voorbeeld van een lijn van onderzoek naar de endocrinologie van menselijk sociaal gedrag. Als laatste bespreken we kort de mogelijke klinische relevantie van dit onderzoeksgebied.