Een goed ontwikkelde wetenschap is in staat om twee fundamentele vragen te beantwoorden. De eerste vraag is
hoe de fenomenen die zij bestudeert in elkaar zitten en de tweede vraag is
waarom deze fenomenen zich voordoen. Omdat in tegenstelling tot de levenloze natuur het menselijk handelen gekenmerkt wordt door doelgerichtheid (Feigenberg,
1998) zullen de humane wetenschappen zich nog over een derde vraag moeten buigen, namelijk wat is het
doel van de verschijnselen die zij bestudeert. Voor het toepassen van wetenschappelijke kennis in bijvoorbeeld de fysiotherapie moet zelfs op een vierde vraag antwoord worden gegeven, namelijk hoe kunnen de antwoorden op de gestelde vragen vertaald worden naar toepassingen die de dienstverlening verbeteren (Winstein, Wing & Whitall, 2003). In dit artikel zullen we aan de hand van de zojuist gestelde vragen een brug slaan tussen neurowetenschap en fysiotherapie. Daarbij beperken we ons tot het in de praktijk onderbelichte fenomeen van de flexibiliteit van het neuromotorische systeem, dat wil zeggen de eigenschap van het systeem om onder wisselende omstandigheden op een slimme en snelle manier adaptieve of creatieve keuzes te maken om de bewegingstaak succesvol uit te voeren.