In de tijd van de Gemini's en de Apollo's lag het voor de hand geïnteresseerd te zijn in sterrenkunde. Ik bracht menig nachtelijk uurtje door achter de telescoop om te kijken naar de ringen van Saturnus en de manen van Jupiter . Zo turend, kwamen vragen over de oneindigheid van al dat ‘niets’ om ons heen als vanzelf naar boven borrelen. Houdt het heelal ergens op en zo ja, wat zit daar dan achter? Onbevredigende vragen, want je komt er niet uit. De mens heeft nu eenmaal behoefte aan antwoorden en niet aan nóg meer vragen, waarvan het antwoord niet in het verschiet ligt.