De pragmatische benadering van het conventionele radiologische onderzoek voor de vraagstelling artrose of artritis kan in twee hoofdvragen worden onderscheiden:
• welke radiologische afwijkingen zijn zichtbaar en wat is hun positie en omvang?
• welke patroon is zichtbaar in de verdeling van de gevonden afwijkingen?
Door deze vragen te beantwoorden kan de differentiaaldiagnose opgesteld of toegespitst worden. Sommige radiologische afwijkingen passen eerder bij een degeneratieve aandoening (osteofyten), andere treden alleen op bij ontstekingen zoals erosies. Een specifieke diagnose op basis van het radiologisch onderzoek is echter vaak niet mogelijk. Vele radiologische afwijkingen zijn niet kenmerkend voor een bepaald ziektebeeld en vaak kan het klinische beeld vooruitlopen op de radiologische afwijkingen. Voor een klinisch vastgestelde artrose zal radiologisch onderzoek weinig zin hebben omdat het klinische proces hier soms jaren vooruitloopt op de radiologische veranderingen. Bij artritis zijn diagnose en follow-up van groot belang en speelt de klassieke röntgenfoto een belangrijke rol. MRI speelt een belangrijke rol in de vroegdiagnostiek van de ontsteking van een gewricht en differentiatie met andere afwijkingen, maar deze techniek is niet ruim beschikbaar en nogal duur voor routinematige inzet in de diagnostiek van artritis.