Volgens Godfried Bomans is dit de lijfspreuk van Charles Dickens. Deze productieve schrijver leefde van 1812 tot 1870. Dickens was altijd aan het werk en miste zelden een deadline. In zijn boek ‘Dombey en Zoon’ beschrijft hij het karakter en het gedrag van een advocaat treffend door diens tanden te karakteriseren: ‘De heer Carker was een gentleman van 38 of 40 jaar, met een praalziek uiterlijk en met twee aaneengesloten glinsterende tandenrijen, die vanwege hun regelmatigheid en witheid nogal verontrustten.’