Wanneer iemand door middel van een trainingsprogramma zijn spierkracht ontwikkelt, vinden er neurologische, biochemische, morfologische, fysiologische en functioneel waarneembare veranderingen plaats die de krachtstoename bewerkstelligen. Gedurende vele jaren nam men aan dat toe- en afname van spierkracht eenvoudigweg het gevolg was van de veranderingen in de grootte en/of omvang van de spier(groep): als een spier in omvang toenam, hypertrofieerde, was daarvan spierkrachttoename het gevolg. In tegenstelling daarmee was er atrofie een afname van spierkracht.