De prevalentie van voedselovergevoeligheid (voedselallergie en voedselintolerantie) in de algemene populatie wordt geschat tussen de 1% en 3%; bij kinderen liggen de schattingen hoger: 4-6%. Definiëring van klachten speelt hierbij een rol; er zijn verschillende termen in omloop. De European Academy of Allergy and Clinical Immunology (EAACI) heeft een indeling voorgesteld op basis van pathofysiologisch mechanisme: voedselallergie dient te worden onderscheiden van voedselintolerantie. Bij voedselallergie is er sprake van ongewenste reacties op voeding, waarbij het immuunsysteem een rol speelt. De reacties kunnen IgE-gemedieerd of niet-IgE-gemedieerd zijn. Bij een voedselintolerantie of voedselovergevoeligheid is er geen immunologische oorzaak voor de reacties op voeding aantoonbaar, bijvoorbeeld lactose-intolerantie (deficiëntie van lactase in de borstelzoom van de darm). Het percentage ouders dat ervan overtuigd is dat hun kind een voedselallergie heeft ligt aanmerkelijk hoger (12-25%).