Een alleenwonende man van 70 jaar wordt op een ochtend door de wijkverpleegkundige comateus in zijn keuken aangetroffen. Hij reageert niet op aanspreken en produceert geen geluid. Zijn rechterlichaamshelft maakt een strekkende beweging bij pijnprikkels; zijn linkerarm buigt dan. De linkerpupil is groter dan de rechter. Hij is bekend met intermitterend boezemfibrilleren waarvoor hij digoxine en acenocoumarol gebruikt. Voorts heeft hij type-2-diabetes waarvoor hij met een oraal antidiabeticum wordt behandeld. Zijn voetzoolreflex is aan één kant afwijkend volgens Babinski, aan de andere kant is deze normaal.